Organisaties moeten onder maatschappelijke druk voldoen aan steeds meer regelgeving. De behoefte aan transparantie is groot – mede dankzij de kredietcrisis en de rol van financiële dienstverleners hierin. Bedrijven die self assessment niet zien als een noodzakelijk kwaad maar als een uitgelezen kans om beter te worden, vergroten hun marktkansen en verkleinen de afbreukrisico’s aanzienlijk.
Het laatste decennium zijn met name organisaties in de publieke sector en organisaties die zich bewegen op het scheidingsvlak van publiek en privaat vaak onderwerp van gesprek. Of het nu gaat om het verhogen van de financiële performance door specifieke constructies (woningbouwverenigingen) of de inkomens van bestuurders (gezondheidszorg); de conclusie is dat het allemaal veel transparanter moet worden en dat het functioneren van de organisaties indringender moet worden gecontroleerd. De laatste jaren is deze tendens zelfs waarneembaar bij private ondernemingen; denk maar aan de discussies over de bonussen in de bankensector.
Meer transparantie
Deze ontwikkeling leidt zonder enige twijfel tot meer inzicht in het functioneren van de directie (executive board) die primair verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de strategie. Ook ten aanzien van het functioneren van het toezichthoudend orgaan, de Raad van Commissarissen of de Raad van Toezicht (supervisory board) komt meer transparantie. De zwaardere eisen die worden gesteld aan de structurering van bestuur en toezicht (corporate governance) vragen om het oppakken van een eigen verantwoordelijkheid. Een verantwoordelijkheid die kan worden ingevuld met een ‘self assessment’: een instrument dat het zelfreinigend vermogen sterk verbetert. Een self assessment dwingt directie én toezichthouder transparant te zijn over het eigen functioneren richting álle belanghebbenden (aandeelhouders, externe accountant, externe toezichthouder en zelfs Ondernemingsraad). Niet al te verbazend dat de weerstand tegen dit instrument bij directie en toezichthouder over het algemeen vrij groot is. We hebben tenslotte te maken met ego’s, en het tonen van de eigen kwetsbaarheid is altijd lastig. Niet verbazend dus maar wel bijzonder, omdat diezelfde directieleden en toezichthouders het volstrekt normaal vinden dat anderen binnen de organisatie wél worden beoordeeld en op die beoordeling worden afgerekend.
Hoe lastig ook: organisaties staan per definitie op achterstand als ze het instrument self assessment beschouwen als een verplichting, een noodzakelijk kwaad. Dan zal ook de structurering en de inbedding van dit instrument het karakter dragen van een verplichting en nooit goed uit de verf komen. Het self assessment is een farce geworden.
Self assessment als kans
Gelukkig zijn er steeds meer organisaties die het instrument self assessment beschouwen als een kans om beter te worden. Zij hebben een voorsprong en zijn in staat om met minimale inspanning de organisatie beter te laten ontwikkelen. Zij zien self assessment als een instrument dat met chirurgische precisie helpt de corporate governance te ontwikkelen, ten gunste van de hele organisatie. Die organisaties beseffen ook dat een directie en een toezichthoudend orgaan competenties hebben die elkaar kunnen versterken, maar net zo goed kunnen verzwakken – zeker binnen de context van de markt en de gekozen strategie.
Het instrument self assessment maakt de individuele en collectieve behoeften, verwachtingen, competenties en ambities helder, binnen de context van enerzijds de markt en anderzijds de geformuleerde visie en strategie. Het assessment maakt de ‘witte vlekken’ zichtbaar en zorgt voor meer expliciete bewustwording op de eigen rol in het collectief. Het maakt zeer specifieke besluiten mogelijk die de marktkansen vergroten en het risicoprofiel van de organisatie doen afnemen.
Self assessment is spannend, het vraagt een open opstelling en dat maakt kwetsbaar. Maar die kwetsbaarheid zal in de nabije toekomst meer en meer vanzelfsprekend worden. Het vormt een essentiële schakel in het leiderschaps-DNA.